Altijd wanneer hij me ziet lichtten zijn ogen op, zijn mondhoeken krullen omhoog en dan verschijnen zijn hagelwitte tanden. Zijn ontwapende lach straalt je tegemoet. Iets naar achter geleund, scheef op zijn fiets zwaait hij uitbundig. Ontwapenend zou je zeggen, maar neem dat woord maar letterlijk. Dat wat je op tv ziet en ver van je bed lijkt, staat hier voor mijn neus.
Zijn jonge kinderjaren werden bruut verstoord door de burgeroorlog in zijn moederland. Hij werd door de rebellen ontvoerd. Weg van zijn vader en moeder, weg van zijn jeugd. Hij groeide op in ondragelijke hitte, tussen gruwelijk geweld, weinig eten en drugs. De rebellen maakten de kinderen afhankelijk door ze drugsverslaafd te maken. Dagelijkse mishandelingen zijn onderdeel van hun ‘opleiding’. Kinderen met een geweer. Zie je het voor je? Verdoofd door drugs, uitgehongerd, leefden ze in een doffe schijnwereld. Waar wapens en moord dagelijkse kost was. Hele dorpen werden uitgemoord door de eens onschuldige kinderen. Ze groeiden uit tot helse moordmachines die voor niemand zwichtten. Mannen, vrouwen, kinderen en ouderen niemand kreeg genade. Moordmachines opgejaagd door de agressie die de ontwenningsverschijnselen veroorzaakten. Scherpe pijnscheuten flitsen door hun hoofd, flarden van beelden met mensen liggend in plassen bloed, snakkend naar hun laatste adem. De geur van rottende lijken en dode leeftijdsgenoten die met hun ogen open de dood in staren. Maar ze moeten door! De honger die zich manifesteert met heftige maagkrampen en onmetelijke dorst wordt pas gelest als ze het ‘verdienen’. Kilometers leggen ze schietend af, met een genadeslag wordt het laatste dorp in brand gestoken. De kinderen vieren hun overwinning, al dansend en drinkend. Hun’ honger’ naar drugs wordt gestild door hun rebellenleiders, de kinderen hebben het verdiend. Het verschaft ze toegang tot een verdoofde geest. Wie niet voldoet, wordt gedood. Hecht je niet, want voor je het weet krijg je de opdracht een kameraad dood te schieten. Het bestaan van een kind soldaat gaat letterlijk over leven en dood.
Hij is een van de weinige die met veel omzwervingen in ons land een nieuw thuis heeft gevonden. Zijn ‘maatjes’ zijn omgekomen in de strijd, voldeden niet, werden gedood door een mijnenveld of hebben zelf een eind aan hun leven gemaakt. Het bloed dat aan zijn handen kleeft, zal hij nooit van zijn handen af kunnen spoelen. Nooit zal hij weten hoeveel doden hij heeft gemaakt, hoeveel families hij verscheurd heeft. Door te moorden wist hij te blijven leven. Hij is zo gemaakt. Nog steeds is hij onder invloed van drugs en dat houdt men ook zo. Zonder drugs zal zijn leven ondragelijk zijn. Want wie hij was, is hij nooit geweest.
Hij is dankbaar dat ik hem zie, dat ik de tijd neem om met hem te praten. Onze gesprekken gaan voornamelijk over het hier-en-nu. Zijn leven is vandaag en zoals elke dag fietst hij door de stad. Achterover geleund met een grote lach begroet hij iedereen met zijn hartelijkheid. Zelf niet wetend wat hij heeft gedaan. Altijd is hij onderweg, maar waar naar toe?
Hij heeft geen bestemming, het is de reis op zich.